Agnietenhof
De Agnietenhof, ook dikwijls Adamanshuis genoemd, wordt thans gevormd door een bebouwing rondom een rechthoekige binnenhof waartoe twee poorten toegang geven. De lange en wisselvallige geschiedenis van het complex is uitvoerig beschreven en gedocumenteerd.
In samenhang met de restauratie heeft een diepgaand archeologisch en bouwhistorisch onderzoek van de kapel en de aangrenzende bebouwing die refectorium en dormitorium herbergden, plaatsgevonden.
In Zutphen bestonden al tientallen jaren enkele gemeenschappen van devote vrouwen. Twaalf zusters van het Rondeel hadden eerst in de Nieuwstad gewoond maar kregen van het de rijke familie 'Dryenen' een aan de Hagen en Berkel gelegen gebouw. Het gebouw is waarschijnlijk een oude verdedigingstoren geweest van de Oude stad die overbodig was geworden na de bouw van de Berkelpoort in 1312. Op 12 december 1397 bestemmen twee devote vrouwen, Regelant Groenloch en Styne van Griet, voor richter en schepenen van Zutphen, het door hen bewoonde huis aan het Oude Wand bij de Komsteeg (toen Kommersteeg geheten), voor bewoning door vrouwen die een vroom leven willen leiden en God dienen. Voor hun onderhoud zullen deze vrouwen aangewezen zijn op eigen bezit of op eigen werk.
"ter bewoning door gheystelicken jongfrouwen ofte vrouwenpersonen die in enen gheijstlich offgescheydene levene in kuysheid Gaede dienen willen".
Het vrouwenconvent is hiermee een feit. De naam van het vrouwenklooster ontleent haar naam aan St. Agnes.
Op 9 augustus 1398 verklaart het echtpaar Henrick Adaman van Vorden en Geese Blommenaersdochter voor de schepenen van Zutphen, hun woonhuis, gelegen naast dat van Regelant en Styne, voor eenzelfde doel af te staan. Het duurt niet lang of de beide huizen worden samengevoegd en er ontstaat een zeer nauwe band met de Moderne Devotie. De fraterhuizen van deze stroming leveren bijvoorbeeld de biechtvaders van de zusters. In 1456 wordt bij notariële acte o.a. bepaald dat alle bezittingen, huizen, boeken, landerijen, enzovoort in gemeenschappelijk bezit komen en dat een zuster bij uittreding alleen haar kleding meekrijgt. In 1461 bekrachtigt de bisschop van Utrecht, David van Bourgondië, een sympathisant van de Moderne Devotie, een vrijwel gelijkluidende acte. Deze acte wordt daarna door de zusters "fundacio domus nostre" genoemd. In de acte van 1461 is sprake van een eigen kapel, een hartewens van de zusters. In 1462 kopen zij daartoe een tuin en boomgaard, gelegen op de hoek van het Oude Wand en de Komsteeg, van burgemeester Willem Lerinck en zijn vrouw Beerne, die tegenover de zusters aan het Oude Wand het Lerinckhuis bewonen. Willem en zijn vrouw Beerne verkopen hun tuin en boomgaard aan de overburen zodat zij hierop een eigen kapel konden bouwen. In 1465 wordt de nieuwe kapel in gebruik genomen en krijgen de zusters van deken en kapittel van de Walburgkerk toestemming voor eigen altaren, een eigen klok en ook een eigen begraafplaats. Van dan af ziet men de zusters niet meer dagelijks in vrome optocht door Zutphen naar de Walburgkerk ter misse gaan. Het hoofdaltaar is gewijd aan Sint Agnes, vandaar de naam Agnietenhof. In de jaren daarna neemt de strengheid der regels toe, evenals het bezit. De bebouwing bereikt zijn uiteindelijke omvang: kapel, dormitorium, "sael", ziekenafdeling aan het Oude Wand, een fraterhuis aan de Komsteeg, weefhuis, brouwhuis enz in het westelijke dwarspand en schuren aan het Rijkenhage. Een riool loost op de Berkel. In de 15e en 16e eeuw groeide het convent uit tot de rijkste van de zes vrouwenconventen die Zutphen telde. Het gemeentebestuur heeft in 1485 ingegrepen in de handel die vanuit het convent werd gepleegd. Het werd als concurrentie vervalsend beschouwd door de Zutphense ambachtslieden. De zusters mochten niet meer dan acht weefgetouwen in bedrijf hebben en slechts de wol van hun eigen schapen gebruiken. In 1519 trouwt Karel van Gelre (1467-1538) met Elisabeth van Brunswijk-Lünenburg (1492-1572) in de hoop op een wettige nakomeling die de strijd voor de onafhankelijkheid van Gelre kan voortzetten. Het bruiloftsfeest, dat dagen duurt, wordt te Zutphen gehouden. In het Adamanshuis vindt het hoogtepunt plaats, een banket dat meer dan een week duurt. De zusters zijn tien dagen druk met de voorbereidingen.
In de loop van de zestiende eeuw begint, eerst geleidelijk, de neergang. De periode 1572-1591 waarin Zutphen enige malen van Staatse in Spaanse handen overgaat, is rampzalig door plundering, inkwartiering van krijgsvolk en opgelegde schattingen. Het bewaard gebleven gecombineerde dag- en kasboek van Andreas Everwijn, pater-rector van 1566-1593, geeft een aangrijpend beeld van deze tijd. Pentekening omstreeks 1720 Stedelijk Museum Zutphen
Rond 1600, na het vertrek der laatste zusters wordt het complex verdeeld tussen Gedeputeerden van het Kwartier van Zutphen en de Stedelijke Overheid. De gebouwen die daartoe geschikt zijn worden gebruikt voor onderwijsinstellingen of verhuurd aan o.a. een franse en een duitse onderwijzer en een burgemeester. Kapel en reftergebouw worden gebruikt voor huisvesting van soldaten en daklozen en vanaf 1634 als magazijn van 's Lands Ammunitiehuis. Van 1812 tot 1854 is er de tapijtweverij van H. Kretschmer in gevestigd, die in het door een recente televisieserie bekend geworden reisverslag "Nederland in den goeden ouden Tijd" van Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp, uitvoerig beschreven wordt. Aan het begin van de tweede wereldoorlog wordt de kapel een aardappelpakhuis.
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw is het verval dermate voortgeschreden dat sloop onafwendbaar begint te lijken. Dank zij het enthousiasme en doorzettingsvermogen van Jhr. Mr. M. W. C. de Jonge wordt dit gevaar op het laatste moment afgewend en begint een grootscheepse restauratie onder leiding van het Wijnhuisfonds.
Waardering voor deze restauratie blijkt uit het verlenen van de zilveren anjer van het Prins Bernhardfonds aan Jhr. Mr. de Jonge en de toekenning in 1987 van de Europa Nostra Award, Zie de maquette in de poort naar het Rijkenhage.
Het beeld van een zuster des Gemenen Levens die was op de bleek legt is van de beeldhouwster Maïté Duval.Bovenstaande linkerafbeelding van de poort naar het Rijkenhage is naar een schilderij, in particulier bezit, van de schilder Willem van der Worp, *Zutphen 1803, †Warnsveld 1878, die een huis in de vleugel langs de Komsteeg bewoonde. Het Stedelijk Museum bezit topographisch werk van hem.