Monumenten
Beitelhuis
Een zogenaamd beitelhuisje, een verre voorvader van het beroemde New Yorkse Flatiron Building. Hier zowel als daar wordt de vorm gedicteerd door een onhandig driehoekig bouwterrein aan de top waarvan twee straten in een scherpe hoek samenkomen. Al in 1516 wordt dit terrein genoemd "de beitel van het convent", het erachter gelegen Oude Convent, opgeheven in 1582 toen het nog maar twee bewoonsters had. Een tweede voorbeeld van een beitelhuis in Zutphen is Oude Wand 1. Ontpleistering tijdens de restauratie brengt in de gevel aan het Oude Wand ontlastingsboogjes van oudere gotische ramen en in de gevel aan het Armenhage een paar complete, dichtgemetselde gotische bakstenen ramen aan het licht.
Ook wordt ontdekt dat het tuitgeveltje van de smalle, één raam brede voorgevel oorspronkelijk in- en uitgezwenkte ruggen en pinakels heeft gehad, vergelijkbaar met Sprongstraat 13. In 1635 heeft een grote verbouwing en nieuwbouw plaats gehad waarbij de gotische vensters zijn dichtgemetseld en een gelige kalklaag is aangebracht.
beitelhuis Zutphen.
Het pand wordt in 1963 aangekocht door het Wijnhuisfonds wanneer de sloop dreigt. Er volgt een lange en moeizame periode voordat de restauratie in 1973-1975 plaats vindt.
Bij de restauratie ontstaat met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (subsidiegever) een principieel meningsverschil. De Rijksdienst wil het pand terug restaureren naar de gedaante van direct na de verbouwing in 1635. Het Wijnhuisfonds wil echter de hele bouwgeschiedenis weerspiegeld in het huis tonen en maakt er bezwaar tegen, zeldzaam geworden overblijfselen uit een vroegere bouwperiode om der wille van de uniformiteit van het geheel onder een kalklaag te bedekken. Uiteindelijk wordt een compromis bereikt, de gotische ramen aan het Armenhage komen terug maar de gevels rondom worden met een gelige kalk behandeld. Uiteraard komt het charmante topgeveltje, met zijn vijf pinakels, terug.
Architect D. Wijna. Bijdragen van het Prins Bernhardfonds en de Stichting Edwina van Heek.
Literatuur Jaarverslag Wijnhuisfonds 1975, blz 14-15.